Wat we zien en wat we weten
Als schrijver over design en tentoonstellingsmaker zit ik vaak ouderwets met mijn neus in de boeken (en tijdschriften). Ik blader en begin mijn inventarisatie voor een onderwerp en dus ook mijn verkenningen op de vraag ‘iets zinnigs over de Essenza te schrijven’. Het ontwerp van Wim van Ast uit 1999 kende ik natuurlijk wel. Toch begon de herontdekking begin vorig jaar toen bekend werd dat Apple de tafel op grote schaal wilde toepassen in het restaurant van het nieuwe hoofdkantoor.
Tafels krijgen over het algemeen niet zoveel aandacht. Sterker nog. Als je de boeken over meubel- en design-geschiedenis erop na slaat, valt bijna direct op dat juist stoelen de blikvangers en excentriekelingen zijn. Die culturele vooringenomenheid zien we ook weerspiegeld in museale design-collecties en (daarmee samenhangend) de prijzen voor vintage-meubelen. Liefhebbers van modern design hebben weinig moeite om iconische modellen te linken aan de namen van ontwerpers*: de achterpootloze, Zigzag, Panton, ’t kuipje, Knotted, Mier. Voor tafels gaat die quiz niet op. Bij kenners komt ‘die ene met dat marmeren blad op een tulpvoet**’ op het netvlies. Nu het moderne design te beginnen met De Stijl en Bauhaus intussen alweer een eeuw oud is, wordt het tijd om bij de geschiedenis van de tafel een kleine voetnoot te schrijven.
De Essenza pakt makkelijk zijn eigen plek. Of de tafel in een eetkamer, woonkeuken of kantoor staat, maakt eigenlijk niet zoveel uit. Het pure beeld blijft zelfs overeind als de tafel rijen dik staat opgesteld zoals in het enorme restaurant in het Apple hoofdkantoor in Cupertino. Toen hij de tafel in 1999 ontwierp was Wim van Ast op zoek naar een zuivere, bijna architectonische uitdrukking. Robuuste vierkante poten op de hoeken dragen het stevige volume van het blad. Die dimensionering en de keuze voor hout maakt dat de tafel meer is dan een designers-oefening in minimalisme. Binnen het portfolio van Arco is bijna sprake van een klein genre ‘elementaire tafels’. Op de Essenza volgde de exemplarische uitwerking met een bijna grafische lijnvoering; de Slim Table van Bertjan Pot. Beide voorbeelden refereren aan het archetype van de grote, massieve tafel, dat verweven is met de geschiedenis van de Westerse cultuur en het moderne design.
En dan is er nog de erfenis van rechte lijnen. Aan het begin van de twintigste eeuw zochten verschillende ‘grootvaders van het Nederlandse design’ naar een vormentaal die paste bij de moderne tijd. H.P. Berlage hield zich naarstig bezig met de ‘Egyptische modellen’; een serie stoelen waarop hij een modulair systeem van driehoeken projecteerde. Toen die toch zwaarwichtig en deftig bleven, koos Berlage voor de niet-gedecoreerde werkstoel om richting te geven aan nieuwe vormgeving. De meest elementaire uitkomst ‘het Berlage krukje’ werd niet door de meester zelf ontworpen, maar spiegelt de hoekigheid van de architectuur van het Gemeentemuseum in Den Haag. Ook Gerrit Th. Rietveld, die andere grootvader van Dutch Design, experimenteerde met van alles; zitmeubilair en architectuur. Tafels; nee… Maar het meest dichtbij komt wel de entree in H-balken voor Weverij de Ploeg in Bergeijk uit 1960. Hoewel deze voorbeelden niet direct een canon van de moderne tafel helpen bouwen, zijn ze toch onmisbaar voor de ontwikkeling van het Modernisme. Met het Gemeentemuseum als hoogtepunt, ontwikkelde Berlage een eerlijke beeldtaal van schone geometrische vlakken en volumes, waarin dragen en steunen de zeggingskracht van de architectuur bepalen. Rietveld (zoon van een timmerman die architect werd) vond de crux van zijn elementaire aanpak op een houtsnede van een haven. De regels en balken van een zeewering steken in de ruimte. Die ruimtelijke beschrijving is herkenbaar in het staketsel onder de Roodblauwe fauteuil, de Militaire stoel en de elementaire beeldtaal van De Ploeg.
*Mart Stam, Gerrit Rietveld, Verner Panton, Charles & Ray Eames, Marcel Wanders, Arne Jacobsen. **Saarinen)